Interview met Ronald van den Ende van Hop van Altena

"We wisten wel dat het iets van ons was, maar de term erfgoed daar had ik nog nooit van gehoord."

Wat is uw eigen achtergrond?

Net als de vrijwilligers bij Hop van Altena ben ik ook een vrijwilliger. Ik heb daarnaast sinds 14, 15 jaar een kookstudio samen met mijn vrouw Annemiek, dat heet Heerlijk en Eerlijk. Dat is precies waar we voor staan: eerlijke producten, altijd in het seizoen, zoveel mogelijk biologisch, uit de streek enzovoorts. Ik heb Bestuurskunde gedaan en heb dat niet afgemaakt. Ik ben altijd opbouwwerker geweest voordat ik de kookstudio had. Opbouwwerker is niets anders dan iemand die goed kan organiseren en mensen kan enthousiasmeren. Het zijn handige eigenschappen gebleken. Vanuit die hoedanigheid heb ik altijd dingen geprobeerd te organiseren die met gelijke rechten en emancipatie te maken hebben.

Is vanuit die gedachte van Heerlijk en Eerlijk ook stichting Hop van Altena begonnen?

Nee, dat is begonnen omdat we ontdekten dat Woudrichem, als enige stad op het eiland, altijd brouwerijen heeft gehad. Nadat wij de kookstudio gestart hadden, draaiden we zo goed dat we uit een deel van de opbrengst een stichting opgericht hebben die met eetcultuur bezig was. Die stichting geeft tot op heden bier uit: het Woerkumer bier. Sinds we twee jaar geleden één gemeente zijn geworden, geven we ook het Altenabier uit. We hadden drie jaar geleden een bierfestival en daar hadden we sprekers voor uitgenodigd – met name historici – omdat we erg benieuwd waren hoe het ging met bierbrouwen vroeger. De twee historici die we hadden uitgenodigd zeiden onafhankelijk van elkaar: “Wist je wel dat het gebied hier altijd een heel belangrijke hopproducent is geweest?” Dat wisten we niet. Toen zijn we gaan spitten en zoeken, met het oog op dat we één gemeente werden. We zijn de grootste gemeente van Brabant geworden met grote cultuurverschillen: Werkendam, Wijk aan Aalburg en Woudrichem ertussen in, de Biblebelt loopt erdoorheen maar er zijn ook kunstenaars en vrijzinnigen. Als dat soort gemeenten samengevoegd worden, weet je dat het vaak strijd oplevert: “Al het geld gaat naar jullie toe en wij krijgen niks!”, weet je wel? Maar we dachten, als we hier nou een hopverleden hebben dan is dat iets dat we gemeenschappelijk hebben en wat we kunnen delen. Toen hebben we een soort community-model ontwikkelt waar ook geld mee verdiend kan worden en waar iedereen op in kan springen, ongeacht waar je vandaan komt of wat je achtergrond is. Iedereen kan meedoen aan het project Hop van Altena.

Kunt u wat meer vertellen over het project Hop van Altena?

Het model is heel simpel. We willen zoveel mogelijk, het liefst naar middeleeuws model, hophoven creëren. Wij zorgen voor het hof, de paal, de hopplantjes, het bord waarop staat dat je onderdeel bent van Hop van Altena, informatie en educatie. Mensen moeten het hof dan zelf onderhouden met elkaar. We gaan ervoor zorgen dat er van die hop bier wordt gebrouwen, dat bier verkoop je weer. Dat levert geld op en met dat geld kunnen ze het hophof onderhouden. Als ze het goed doen, houden ze geld over en dan hopen we dat ze iets rondom dat thema hop voor hun gemeenschap, hun kern, gaan doen. Vroeger kwamen er vanaf 1500 tot 1700, 1800, mensen van heinde en verre hier naartoe om de hop te plukken. Dat werd altijd afgesloten met een hopfeest. Nou, waarom zouden ze niet zo’n hopfeest organiseren? Maar dat moeten zij zelf doen. Wij reiken het kader aan en helpen mee waar het nodig is.

Had u vooraf al affiniteit met de geschiedenis van hop?

Totaal niet! Dat is echt door de interesse in het bier gekomen. Door met name dit project ga je je verdiepen en kom je in aanraking met mensen die vaak een deelgebied weten. Ook voor hen is het een ontdekking hoe het werkte. Vroeger was er geen cola, thee of koffie. Van zuivel wist men dat als het niet werd gekookt of goed werd bereid, je er ziek van kon worden. Alle ziekten konden daarmee samenhangen. Bier was gekookt water met een toevoeging wat ging vergisten. Hoe dat proces loopt, zijn we nog aan het ontdekken.

Doet het woord erfgoed bij u een belletje rinkelen?

Nee joh, nooit van gehoord. Het is dat Anne-Wil Maris van Erfgoed Brabant het noemde. Die kende ik op een heel andere manier als voorzitter van een buurthuis en vanuit de politiek. Die zei vorig jaar: “jullie moeten meedoen met de Brabantse Erfgoedprijs.” Daar hebben we toch geen tijd voor, onzin!

Maar daar konden we wel geld mee winnen. Ze zeiden dat het maar een half uurtje duurde om het aanmeldingsformulier online in te vullen. Uiteindelijk werd dat een project van een paar honderd uur. Maar zo zijn we ons ervan bewust geworden dat het hopproject ook erfgoed is. We wisten wel dat het iets van ons was, maar de termen, de begrippen, de dingen die erachter zitten, daar had ik nog nooit van gehoord. Dat is een meerwaarde en dat is hartstikke goed. Regelmatig zitten we nu bij dat soort bijeenkomsten en dan krijg je weer vocabulaire en begrippen erbij waarvan ik denk: “Yes, daar kan ik het nog bondiger mee zeggen.” Wat weet ik nou van erfgoed? Vroeger deden ze iets en dat doen we nou ook, iets in die sfeer.

Wat is de toevoeging geweest van erfgoed aan het project?

Ik kon een jaar geleden wel uitleggen wat de dorpen hier met elkaar te maken hebben, maar ik kan het nu veel duidelijker uitleggen. Ik begrijp ook veel beter dat het iets is wat ons verbindt, wat je met elkaar weer levend gaat maken en waarmee je dus een verbinding met vroeger hebt maar ook dat je met elkaar met iets bezig bent wat de geschiedenis van het eiland is. En dat doe je in het nu. En je ontdekt dus de hele tijd meer en meer. Recent hebben we ontdekt dat de stapelmarkt in Holland – want Woudrichem hoorde dan weer bij Gelderland, dan weer bij Holland en dan weer bij Brabant –  in de middeleeuwen in Dordrecht zat. Dordrecht was dé hopmarkt voor heel Holland maar ook voor België, Duitsland en Frankrijk. We hadden vrije doorgang van hier naar Dordrecht dus onze hop was het goedkoopst. Stichting Hop van Altena bestaat nu twee jaar en het is snel gegroeid. Daar heeft de Brabantse Erfgoedprijs ook een rol ingespeeld, dan zit je in een snelkookpan en dan moet je meegroeien en mensen gaan meezoeken en meedenken. Ze moesten op ons stemmen dus je vertelt het iedereen. Als je dan goed luistert komt er ook weer nieuwe informatie uit.

Hebben de werkzaamheden voor de stichting ook invloed op uw privéleven?

Het kost veel tijd, maar mijn eigenlijke werk kan ik niet doen op de 1,5 meter. En bovendien hadden we drie jaar geleden eigenlijk al gezegd dat we langzaamaan in de pre-pensioenfase gaan zitten. De stichting is nu wel werk geworden. Onbetaald, maar het is wel werk. Ik vind het verschrikkelijk leuk en wat ik uitdraag is dat in die wirwar [van de fusie van gemeenten] er iets is wat je met elkaar verbindt. Het is leuk om dat uit te dragen.

Wat verwachtte u toen u begon?

Ik had niet gedacht dat we zo snel zouden groeien. We zitten inmiddels op 22 hophoven en 19 kernen. We hadden erop gerekend dat we na vijf jaar genoeg hop zouden hebben om serieus te brouwen. Maar daar zijn we nu eigenlijk al, ware het niet dat we een slecht voorjaar hebben gehad vanwege de droogte. Dat we al zo snel zo breed zijn geworden, dat komt nog steeds door zwaan-kleef-aan: er komen vanzelf nieuwe mensen bij die weer andere mensen enthousiast maken. Het is laagdrempelig en je leert van elkaar. De hoptelers in Nederland hebben een laagdrempelig platform. We hadden zeventig van hen uitgenodigd op Fort Giessen, met onze hoptelers erbij. Dat is geweldig want je leert van elkaar. Heel praktisch: waar leg je dit knoopje, hoe mest je, hoe ga je om met plagen en insecten? We bieden veel meer aan dan alleen een paal met hopplantjes.

Hopplant. Foto Jan Piatkowski. Bron: Unsplash.

Een hopplant. Bron: Jan Piatkowski, Unsplash. Tekst loopt door onder de afbeelding

Alle rechten voorbehouden

Zegt het woord erfgoedparticipatie u iets?

Is dit erfgoedparticipatie? Oh, kijk! Het leuke is, de vrijwillige deelnemers hebben niet het gevoel dat ze daarmee bezig zijn. Ze lopen tegen dingen aan waarover ze zich afvragen: “Hoe doe jij dat nu en hoe deden ze dat vroeger?” Dat is de meest logische vraag die erbij hoort. Want waarom groeit hop nou zo goed hier? Iemand die er dan verstand van heeft legt dat dan uit: hop groeit altijd goed op de rand van zandgronden, met veel licht en andere planten waar de hop in kan groeien. Dat is een stukje geografische historie waar je anders niet mee bezig bent. Er was ook iemand die een lezing gaf over het ontstaan van het landschap hier, daar zaten verdacht veel hopmensen bij. Die vonden dat interessant.

Is er rondom de hop een gemeenschap ontstaan?

Ja. Het is nog klein, maar we hebben één ding enorm mee: de interesse in speciaalbier is heel groot. Zowel bij jong als oud, progressief of conservatief, de interesse is groot. Dat is een belangrijke drager want de beloning na een jaar is gewoon een lekker biertje. Er zit nog één makke in. Bier bestaat uit mout, hop en water. Het vermouten is nog een andere ambitie die we hebben, dat we de granen die hier groeien vermouten. Dat kan nog niet, want er zijn nog maar twee of drie grote mouterijen en zij werken met tonnen. Dan moet je je eigen korreltjes zoeken tussen de immense stroom. Dus dat willen we ook kleinschalig doen. En dan hebben we het rond: de granen van ons eigen eiland, de hop van ons eigen eiland, het water van ons eigen eiland en de geschiedenis.

Hoe zit de organisatie van de stichting in elkaar?

We hebben heel traditioneel een bestuur en die schept voorwaarden. Dat zijn vijf mensen. Onze voorzitster is iemand die heel erg met sociale ondernemingen bezig is en we hebben een keigoede penningmeester. We hebben ook natuurclubs als Altenatuur en Brabants Landschap, die zijn het belangrijkst voor ons. We plukken dankbaar de vruchten van Altenatuur die zich al veertig jaar voor de natuur inzet. Brabants Landschap heeft ook een netwerk van mensen die geïnteresseerd zijn. En daarnaast zijn er sponsors als de Biesboschlinie. We kwamen twee, drie keer per jaar bij elkaar – voor, tijdens en na de oogst – om te bespreken hoe iedereen dingen aanpakt. En dat is eigenlijk het sturende verhaal. De oogst is ook echt zo’n verbindend iets waarbij heel veel mensen het leuk vinden om een ochtendje of middagje naast totaal vreemde mensen te werken. Dat heb ik zelf ook gedaan, in Fort Giessen. Het is superrelaxed. In de meest zuidelijke kern onder Woudrichem, Meeuwen, hebben bijvoorbeeld de Oranjevereniging, de basisschool en Groen Meeuwen het gezamenlijk opgepakt en gaan ze daar de hopoogst organiseren. De kinderen moeten het nog leren. Vanwege de slechte oogst dit jaar kunnen ze dan oefenen op de planten die geen nut meer hebben. We kijken ook of we met een schooljuffrouw een educatief programma kunnen doen. Dan zie je dat een gedeelte van die kinderen dat superleuk vinden. Dan komt er ook een amateurbrouwer. Die gaat daar live bierbrouwen met verse hop die ze geplukt hebben. Die zien ze in de ketel verdwijnen en een maand later kunnen ze komen proeven wat het resultaat is. Dat is geweldig.

Wat is uw rol binnen de stichting?

Ik ben zelf gewoon de ‘supervrijwilliger’. In de betaalde sfeer zou ik een coördinator zijn. Bewust zit ik niet in het bestuur. Het bestuur moet knopen doorhakken, ook over dingen die ik misschien helemaal niet leuk vind. Dat ligt dus lekker op het bordje van het bestuur. Ik wil gewoon mijn ding doen, mensen enthousiast maken en nieuwe mensen zien te vinden. Dat is een goede taakverdeling, we hebben een fijn bestuur. Ik ben er blij mee.

Ik werk samen met Jos, hij is onze boswachter. Ik ben de dromer, hij is de doener. We hebben daar een leuk duo in, plus de praktische mensen die erbij betrokken zijn. Het bestuur kan lekker besturen maar met de oogst moeten ze meehelpen, we kunnen ieder handje gebruiken en dan helpen ze goed mee.

Kunt u meer vertellen over de vrijwilligers?

Primair zoeken we per locatie mensen die het leuk vinden om zo’n hophof te onderhouden. Dat betekent in het voorjaar, voordat de plant gaat groeien, dat het afgesnoeid en bemest wordt en beschermd tegen de vorst. In het voorjaar loopt de plant uit en komen er zo’n veertig, vijftig loten uit waarvan er maar twee of drie mogen doorgroeien. Anders krijg je kleine hopbosjes. Dat houden de mensen dan bij. En ze zorgen ervoor dat er geoogst kan worden. De extra taken, zoals de oogst, red je niet met vier mensen, dan heb je er wel twintig nodig. We hebben een groep Amateur Bierbrouwers Altena – ABBA – en dan zie je dat mensen het leuk vinden om een biertje te gaan brouwen. Prachtig! Het zijn veel senioren die voor het onderhoud tekenen, die hebben simpelweg meer tijd. Maar er zijn ook gezinnen die het erg leuk vinden en zaterdags met het gezin het hophof bijhouden. We hebben ook een appgroep waarin ze elkaar waarschuwen voor luizentijd of andere insecten en mooie foto’s sturen. Dat doen we samen met Curio Prinsentuin te Andel, de voormalige Lagere Agrarische School. Zij geven tips in de appgroep. We hebben wekelijks contact, dat werkt fantastisch. Per kern moet je rekenen op drie, vier soms vijf vaste mensen. Eenentwintig hophofjes keer vijf vrijwilligers betekent dat we nu zo’n dikke honderd tot hondervijftig vrijwilligers hebben. Daar zit ook een zorgboerderij bij, waar zo’n dertig mensen wonen. Er zit ook een boer bij die dat leuk vindt om te doen. De locaties zijn dus ook divers. Er kunnen meer locaties bijkomen, waarom niet.

Hoe zou u de mensen omschrijven die nu meewerken met Hop van Altena?

Voor het feitelijke uitvoeren zijn het 70, 80% mensen die niet meer hoeven te werken maar die het leuk vinden en altijd bezig zijn geweest. De rest van de groep is divers. Dat zijn gezinnen of landbouwers. Maar de mensen zijn wel allemaal lokaal. Het is heel lang een mannendomein geweest, dat zie je aan de opkomst van het speciaalbier, maar je ziet ook steeds meer vrouwen die het leuk vinden – en terecht! Sterker nog, tot bierbrouwen echt een commerciële aangelegenheid werd, werden mannen niet beschouwd als in staat om bier te brouwen. Vrouwen brouwden altijd het bier. Pas als er geld mee wordt verdient en het wordt verbonden aan macht en status, zie je dat het een mannendingetje wordt. De Liefmans brouwerij in België heeft altijd een vrouwelijke hoofd-brouwster gehad en terecht. Brouwen is een samenspel tussen mensen en ingrediënten enzovoort en ik denk dat vrouwen daar zeer geschikt voor zijn.

Bij het brouwen proberen we naast een stukje geschiedenis en het maken van een superlekker biertje met lokale ingrediënten ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te betrekken. Hop van Altena is een stichting, het heeft geen doel om winst te maken, maar wel om sociale winst te maken door mensen een zinvolle dagbesteding te geven. Ze plakken de etiketten erop en hangen de neklabels aan de fles. Ze zijn er ongelooflijk trots op want in alle supermarkten wordt dat bier verkocht. Bij het boodschappen doen kom ik dan een bewoner tegen van de zorgboerderij die zegt: “Dat is ons bier hè?”.

Was het ook vanaf het begin de insteek van de stichting om met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te werken?

Dat was er al eerder dan het hele hopverhaal. We zijn 12,5 jaar geleden begonnen met het idee om een zorg-brouwerij te maken. Daar zijn er een stuk of acht van in Nederland die met mensen uit de zorg een fantastisch biertje brouwen. Daarna kwam pas het hopidee. Maar die participatie is er wel sinds het begin.

Speelt de gemeente ook een rol?

Ja, sterker nog we hebben wethouder Van Vught en die noemt zichzelf ‘Wethouder van hopzaken’. Het hele college snapt wel hoe belangrijk het is om dit soort initiatieven die kernen met elkaar verbinden te stimuleren. Hoewel de gemeente weinig fondsen heeft, hebben we praktische steun. Voor evenementen hoeven we geen dingen te betalen. Ze sponsoren ons ook.

De Rabobank heeft ook een lokaal fonds en hebben mooi bijgedragen. Ik heb voor mijn werk met de popmuziek jarenlang gelobbyd dus ik ken de netwerken ook wel. Geld is niet het probleem met dit soort initiatieven. Het is de mensen vasthouden, het is iets aanbieden wat ze leuk vinden en waar ze van kunnen leren en daar heb je het geld voor nodig.

Ziet u nog kans om uzelf nog te ontwikkelen?

Ik ben wel altijd nieuwsgierig geweest naar hoe het zit [met de hopgeschiedenis]. Dat verleden is toch wel iets wat vroeger niet voor mij speelde maar nu nodig ik wel één keer in de maand mensen uit, van amateurs tot pro’s, om te weten hoe het echt was. Zo kwamen we erachter dat dit huis op het hoogste punt van de stad ligt, hierachter ligt het diepste punt van de stad. Daar hadden we de Begijnnonnen, die waren vrijgesteld van belasting op bierbrouwen. Het was hier namelijk een vochtig en slecht klimaat en ze kregen het toch voor elkaar om bier te brouwen, officieel voor medicinale redenen. Om bier te brouwen hadden ze hop nodig. Dit huis was de ingang van het hophof van de nonnen. Daarom hebben we hier nu ook weer vier hopplanten neergezet met een bord die het verhaal uitlegt in een notendop. Dit wisten we eerst niet.

Zijn er nog zaken die u wilt verbeteren wanneer het gaat om Hop van Altena?

Door de coronacrisis hebben we echt een opdonder gehad. De laatste twee maanden zijn we weer aan het oppakken en hebben we de appgroep gestart. We hadden 4 juli een bijeenkomst gepland maar de meesten durfden nog niet te komen. Dus we moeten toch iets gaan verzinnen dat zij kunnen participeren, via video met de sprekers die we hebben. We hebben inmiddels vier, vijf mensen gehad die iets vertelden over hun discipline in de bierindustrie. Dat is weggevallen. Daar moeten we echt wat voor verzinnen, dat het blijft. Dat was voor een hele hoop mensen superleuk want je kon je verhaal kwijt of er wat van leren en met elkaar een biertje drinken.

Waar bent u wel tevreden over?

Over het enthousiasme wat er is en de naamsbekendheid zit ook goed. We zijn niet gezegend met een echt creatief VVV kantoor, daar moeten we meer aandacht aan besteden zodat zij ook snappen dat dit een uniek toeristisch initiatief is. Het bordje voor mijn huis staat er nu anderhalve week en we hebben het stadsgidsengilde. Maar ik wil graag dat ze ook vertellen dat hier vroeger een abdij stond en er bier werd gebrouwen. Maar dat lukt nog steeds niet goed. Dus dat gaat om het verbeteren van verbindingen tussen lokale organisaties hier. Dat is iets wat ik in de vesting tot een actiepunt heb verheven: het [het hoperfgoed] moet meer geïntegreerd worden in het verhaal wat ze vertellen. Volgend jaar is bijvoorbeeld het Hugo de Groot-jaar. Slot Loevestein waar De Groot gevangen zat, ligt vlakbij Woudrichem. Hij liet hier in Woudrichem zijn bier brouwen. Als je vroeger gevangen zat kreeg je of niets, of water maar daar werd je ziek van. Dus moest je zelf voor je drinken zorgen. Ze mochten in Loevestein geen bier brouwen, dat mocht alleen in Woudrichem, dus het is 100% zeker dat Hugo de Groot 'Woerkums' bier gedronken heeft. Dat werd verkocht aan Loevestein, daar hebben we documenten van gevonden. Het bierverhaal speelt bij al die dingen een rol en dat heeft men hier nog niet helder voor ogen.

Hoe pakt u dat nu aan?

We hebben hier één overleg met de hele gemeente waar ook veel historici in zitten. Elke keer probeer ik die weer te voeden en mag ik vertellen wat Hop van Altena weer heeft gedaan. En ik probeer de stadsgidsen hun verhaal te laten veranderen. In mijn straat vertellen ze altijd over de arme gezinnen die er in kleine huisjes woonden terwijl ze voor het bordje over de hop staan. Van de week hoorde ik iemand vragen over de hop en dan antwoordt men kort: “Ja, er werd hier vroeger ook hop verbouwd”, en dan lopen ze verder. Maar daar kunnen we iets fantastisch van maken! Misschien moeten we dat een keer met hen uitwerken. Er wordt altijd verteld dat Woudrichem een visstadje was. Dat was ook zo, maar het was een stad en kreeg dus stadsprivileges om dingen te verkopen en accijnzen binnen te halen. De belangrijkste notabelen hier waren allemaal bierbrouwers. Het is een kwestie van tijd, door blijven duwen en zorgen dat je een goed verhaal hebt. Maar ik weet nog te weinig. Eerst maar eens zorgen dat mijn hop groeit, maar dat is voor het volgende project om daar te kijken wat werd verhandeld van Woudrichem naar Gorinchem en Dordrecht. Als ik echt bejaard ben gaan we daar nog eens induiken en kijken wat boven water komt. Maar het is taai om daar tussen te komen. Er is weinig kennis op het gebied van historische hop. Er zijn maar een paar mensen die er wat over weten te vertellen wat ik nog niet weet. Ik ben niet de diepte in gegaan maar omdat ik er twaalf, dertien jaar mee bezig ben leer je veel. Er is nog best wel veel te halen daar. Maar eerst maar eens zorgen dat de hop staat en dan de brouwerij, en als ik dan nog leef…

Interview met Ronald van den Ende, coördinator en initiatiefnemer van Stichting Hop van Altena uit Woudrichem.
Rianne Walet, juli 2020.

Klik hier om de website van Hop van Altena te bezoeken.